Podcast: Download
Ik ga het hebben over de politieke chemie van olierampen en waarom dit een ongelofelijk belangrijke, lange, olieachtige, hete zomer is, en waarom we moeten zorgen dat we niet afgeleid worden. Maar voor ik begin over politieke chemie, wil ik het hebben over de chemie van olie.
In 2002 bezocht ik Prudhoe Bay in Alaska om te bekijken hoe de Mineralenbeheersdienst zijn mogelijkheden testte om olievervuiling in ijs te verbranden. Het probleem is dat olie meer een abstractie is voor ons als consument. De Amerikanen bvb. zijn vier procent van de wereldbevolking; gebruiken 25 procent van de wereldolieproductie. We begrijpen niet wat olie is, tot je de moleculen bestudeert. Je begrijpt dat niet echt tot je dat spul ziet branden. Als dat spul gaat branden vliegt het de lucht in. Het is een grote woesj. Ik raad je sterk aan om ruwe olie eens te zien branden, want dan hoeft je nooit meer een politiek-wetenschappelijk betoog aan te horen over de geopolitiek van olie. Het blijft op je netvlies gebrand. De netvliezen branden.
Olie is een stoofpot van koolwaterstofmoleculen. Het begint met hele kleintjes, bestaande uit één koolstof en vier waterstof — dat is methaan — het vliegt zo weg. Daarna komen allerlei tussenmaatjes met gemiddelde hoeveelheden koolstof. Je hebt vast wel gehoord van benzeenringen; die zijn erg kankerverwekkend. En zo gaat het verder tot van die grote, dikke, protserige moleculen met honderden koolstofatomen, en duizenden waterstofatomen, met bovendien vanadium en zware metalen en zwavel en allerlei gekheid die er verder aan hangt. Dat zijn de asfaltenen; ze zijn een ingrediënt van asfalt. Die zijn heel belangrijk bij olievervuilingen.
Laat ik wat vertellen over de chemie van olie in water. Het is die chemie die olie zo rampzalig maakt. Olie zinkt niet, het blijft drijven. Als het zou zinken, zou een olielek een heel ander verhaal zijn. Daarnaast verspreidt het zich op het moment dat het met water in aanraking komt. Het verspreidt tot een heel dun laagje, dus het is nauwelijks te beheersen. Wat er vervolgens gebeurt, is dat de lichte delen verdampen, en de giftige stoffen oplossen in de waterkolom en visseneitjes doden, en kleine visjes en zo, en garnalen. Dan de asfaltenen — en dit is cruciaal — de asfaltenen worden opgeklopt door de golven in een schuimende emulsie, zoals mayonaise. Het verdrievoudigt de hoeveelheid van olie-achtige brij die je in het water hebt, en maakt het erg lastig te behandelen. Het maakt het ook heel stroperig. Toen de Prestige zonk voor de kust van Spanje, waren er grote drijvende kussens zo groot als sofakussens van geëmulgeerde olie, met de substantie, of de viscositeit van kauwgom. Het is ongelofelijk lastig op te ruimen. Elke soort olie is anders in water.
Als de chemie van olie en water ook onze politiek raakt, is het absoluut explosief. Voor het eerst zien consumenten de toeleveringsketen van olie van dichtbij. Ze beleven een “eureka!”-moment, waarbij we plotseling olie in een andere context zien. Ik ga jullie wat vertellen over de herkomst van dit soort politiek, want het is cruciaal om te begrijpen waarom deze zomer zo van belang is, waarom we de aandacht vast moeten houden. Niemand staat ’s ochtends op met de gedachte: “Wauw! Ik ga wat 3 tot 12 koolstofmoleculen kopen om ze in mijn tank te doen en rij gelukkig naar mijn werk.” Nee, ze denken: “Argh. Ik moet benzine kopen. Ik ben er zo boos over. De oliemaatschappijen lichten me op. Zij bepalen de prijzen, en ik weet het niet eens. Ik voel me hulpeloos.” Dat is wat ons aan de benzinepomp overkomt. Benzinepompen zijn eigenlijk specifiek ontworpen om die woede te verminderen. Misschien valt het je op dat veel benzinepompen ontworpen zijn om op een geldautomaat te lijken. Ik heb de technici gesproken. Dat is bedoeld om onze woede te verminderen, want over geldautomaten hebben we een goed gevoel.
Dat toont hoe erg het is.
Maar eigenlijk komt dit gevoel van hulpeloosheid op, omdat de meeste mensen werkelijk denken dat olieprijzen voortkomen uit een samenzwering, en niet uit de grillen van de wereldoliehandel. Bovendien voelen we ons hulpeloos vanwege de hoeveelheid die we verbruiken. Dat is redelijk want in feite hebben we een systeem verzonnen waarin het, als je werk zoekt, veel belangrijker is dat je een rijdende auto hebt, om werk te vinden en te behouden, dan een schooldiploma. Eigenlijk is dat erg pervers.
Er is nog wat pervers aan de manier waarop wij benzine kopen, terwijl we liever wat anders zouden willen doen. BP-benzinepompen zijn groen. Het is een heiligdom voor groenigheid. Je vraagt je af: “Waarom zou zoiets knulligs zo slim uitwerken op mensen? De reden is dat, terwijl we benzine kopen, we heel gevoelig zijn voor dit soort cognitieve dissonantie. Ik bedoel, aan de ene kant zijn we boos en we willen ergens anders zijn. We willen geen olie kopen; we willen iets milieuvriendelijks doen. Zo trappen we in onze eigen tegenstelling. Ik bedoel — en dat is grappig. Het ziet er grappig uit. Maar in feite is dat de reden dat de slogan “meer dan petroleum” werkte. Maar een vast onderdeel van ons energiebeleid, is dat we niet praten over het terugdringen van ons olieverbruik. We hebben het over onafhankelijkheid van energie. En over waterstofauto’s. We hebben het over biobrandstoffen die nog niet zijn uitgevonden. Dus is cognitieve dissonantie een essentieel onderdeel van de manier waarop we omgaan met olie, en ook van belang bij het omgaan met deze olieramp.
Oké, dus de oliepolitiek is erg moreel in de Verenigde Staten. De olie-industrie is als een enorme, gigantische octopus van techniek en financiering en al het andere, maar eigenlijk bekijken we het in morele termen. Vroeger hadden de VS oliefonteinen. Vroeger zeiden de journalisten over de vervuiling: “Het is een smerige industrie.” Maar ze zagen ook dat mensen rijk werden zonder iets te doen. Ze waren geen boeren, ze werden alleen rijk door spul dat uit de grond kwam. Net als de “Beverly Hillbillies”. Maar in het begin werd dit gezien als moreel verwerpelijk, lang voordat het grappig werd gevonden.
En toen was daar natuurlijk John D. Rockefeller. En John D. begon in het chaotische wilde oosten van de olie-industrie, en hij rationaliseerde dit in een verticaal geïntegreerd bedrijf, een multinational. Het was angstaanjagend. Jullie vinden het business model van Wallmart angstaanjagend, maar stel je voor hoe ze daar in 1860, 1870 tegenaan keken. Dat staat ook aan de basis van hoe we olie als een samenzwering zien. Maar wat echt verrassend is, is dat de journaliste Ida Tarbell zich ermee bemoeide en een grote verhandeling over Rockefeller schreef. Eigenlijk kreeg zij de antitrustwetgeving voor elkaar. Maar op vele manieren blijft dat beeld van de samenzwering nog altijd bij ons hangen. Eén van de dingen, die Ida Tarbell zei, was: “Hij heeft een dunne neus als een doorn. Zonder lippen. En pufjes onder de kleine kleurloze ogen waar rimpels uit komen.”
Dus misschien vraag je je af waarom we, iedere keer als de olie duur is of bij een olieramp, de CEO’s naar Washington roepen. We bestoken ze in het openbaar met vragen en proberen ze voor schut te zetten. Dit doen we al sinds 1974, toen we ze voor het eerst vroegen: “Waarom maken jullie zo obsceen veel winst?” We hebben zo’n beetje de hele olie-industrie gepersonaliseerd in deze CEO’s. We nemen het — we bekijken het liever op een moreel niveau, dan op een juridisch en financieel niveau. Ik zeg dus niet dat deze kerels geen vragen moeten beantwoorden, ik zeg alleen dat, als je alleen kijkt of ze nou wel of niet een clubje hebberige klootzakken zijn, je dan niet toekomt aan wetten maken die bijdragen aan het veranderen van de manier waarop ze te werk gaan. Je gaat voorbij aan het werkelijk terugdringen van het olieverbruik en het verminderen van de olie-afhankelijkheid. Dit is dus een soort afleiding. Maar het zorgt voor mooi theater, en het is sterk louterend.
Olie-rampen in zee werken dus politiek erg verzinkend. Naar aanleiding van de Santa Barbara-ramp in 1969 kreeg de milieubeweging gestalte in haar huidige vorm. Ze begon met de dag van de aarde. Daardoor werden ook de National Environmental Policy Act, de Clean Air Act en de Clean Water Act ingevoerd. Alles wat we nu zijn, vloeide voort uit deze periode. Ik denk dat het belangrijk is om de vogelfoto’s van die rampen te bekijken en te begrijpen wat er met ons gebeurt. In ons normale doen; staan we bij een benzinepomp en voelen ons hulpeloos. Als we naar deze foto’s kijken, begrijpen we voor het eerst onze rol in deze toeleveringsketen. We verbinden de puntjes in de toeleveringsketen. Als kiezers hebben we een soort “eureka!”-moment. Dat is waarom het momentum van deze olierampen zo belangrijk is. Maar het is ook van belang dat we niet afgeleid worden door dat theater of de morele overwegingen. We moeten ons ermee bezighouden en aan de basis van het probleem werken.
Eén van de dingen die gebeurden tijdens de vorige twee olierampen, was dat we echt aan sommige symptomen werken. We waren erg reactief in plaats van pro-actief over wat er gebeurde. Wat we wel deden was moratoriums op boren instellen aan de oost- en westkust. We zijn gestopt met boren in natuurreservaten in Alaska, maar ons olieverbruik hebben we niet teruggedrongen. Dat bleef zelfs maar stijgen. Het enige dat ons olieverbruik echt vermindert zijn veel hogere prijzen. Zoals je weet is de eigen productie van de VS gekelderd, toen hun olievelden oud werden en te duur om leeg te pompen. Ze hebben maar twee procent van de wereldolievoorraad. 65 procent ervan bevindt zich in de Perzische Golf.
Eén van de dingen die hierdoor gebeurden, is dat sinds 1969 in Nigeria, of dat deel van Nigeria waar olie wordt opgepompt, een delta — zo groot als België en Nederland samen — te maken heeft met duizend olielekken per jaar. Ik bedoel dat we dus eigenlijk olielekken exporteren, als we olie importeren vanuit plaatsen zonder strenge milieuregels. Dat is gelijk aan elk jaar een Exxon-Valdez-ramp sinds 1969. We kunnen deze lekken begrijpen, maar in feite wonen die kerels in een oorlogsgebied. Er zijn zo’n duizend oorlogsslachtoffers per jaar in dit gebied zo groot als Nederland en België samen, en dat heeft alles te maken met olie. Als die oliedieven in de VS waren geweest, waren ze misschien wel in deze zaal geweest. Het zijn afgestudeerde politicologen en zakenlieden. Het zijn ondernemers. Ze hebben helemaal geen zin om dit soort dingen te doen. Dat zijn de mensen, die voor ons de prijs betalen.
Wat we nog meer hebben gedaan, terwijl we de vraag bleven verhogen, is dat we balletje-balletje speelden met de kosten. Eén van de plekken waar Exxon een groot olieproject begon is Tsjaad. De Amerikaanse belastingbetaler betaalde er dus voor; de Wereldbank, Exxon betaalde ervoor. Wij begonnen ermee. Er was een enorm probleem met criminelen. Ik was daar in 2003. Ze hebben hun eigen privé-legertje in de buurt van de olievelden. Maar intussen is Tsjaad een stuk instabieler geworden, en daar betalen we niet voor aan de pomp.
We doen hetzelfde met de kosten van de beveiliging van de Perzische Golf, om de vaarroutes open te houden. In 1988 hebben we twee Iraanse olieplatforms gebombardeerd. Vanaf dat moment escaleerde de VS-betrokkenheid daar, waarvoor we niet betalen aan de pomp. De beastingbetaler betaalt ervoor en we kunnen de kosten van deze bemoeienis niet uitrekenen. De andere plek die onze afhankelijkheid van olie en onze hogere consumptie ondersteunt, is de Golf van Mexico, die geen deel uitmaakte van de moratoria. Het is een intensieve industriële zone geworden. Het heeft niet dezelfde klank voor ons als het nationaal park in Alaska, maar dat zou wel moeten, want het is een toevluchtsoord voor vogels. Elke keer dat je benzine koopt in de Verenigde Staten, is de helft daarvan geraffineerd langs de kust, want de Golf beschikt over ongeveer 50 procent van hun raffinagecapaciteit en ook veel van hun zeeterminals. De mensen aan de Golf hebben ons dus allen gesubsidieerd door een minder schoon milieu.
Eindelijk betalen ook Amerikaanse families een prijs voor olie. Aan de ene kant is de prijs aan de pomp niet erg hoog als je de werkelijke kosten van olie bekijkt, maar aan de andere kant, het feit dat mensen geen andere vervoerskeuze hebben, betekent dat ze een groot deel van hun inkomen betalen om op en neer te rijden naar hun werk, meestal in vrij matige auto’s. Kijk naar mensen die $50.000 per jaar verdienen, met twee kinderen. Die hebben misschien wel drie of meer banen, en dan wordt het echt pendelen. Ze besteden werkelijk meer aan hun auto en brandstof dan aan belasting en gezondheidszorg. Hetzelfde gebeurt op het 50ste percentiel, rond $80.000. Benzinekosten zijn als een afvoerputje voor de Amerikaanse economie, maar ook een afvoerputje voor afzonderlijke families. Het is beangstigend als je bedenkt wat er gebeurt als de prijzen stijgen.
Waar ik het nu over ga hebben, is: wat we dit keer moeten doen? Wat zijn de wetten? Wat moeten we doen om het in de gaten te houden? Eén van de dingen is dat we moeten ophouden met het theater. We moeten stoppen met moratoria. We moeten ons echt weer richten op de moleculen. De moratoria zijn prima, maar we moeten ons richten op de moleculen in de olie. Wat we verder moeten doen, is proberen om onszelf niet voor de gek te houden door te denken dat je een groene wereld kunt hebben, voordat je de hoeveelheid olie die we verbruiken vermindert. We moeten de olie verminderen.
Als je in een schema bekijkt wat er met de olie gebeurt, dan stel je vast dat de verspilling veel meer is dan de nuttige hoeveelheid. Wat we nog meer moeten doen, is dus niet alleen de efficiëntie van onze voertuigen aanpakken en ze veel efficiënter te maken, maar we moeten ook de economie in haar geheel aanpakken.
We moeten de perverse prikkels wegnemen om meer brandstof te verbruiken. We hebben bijvoorbeeld een verzekeringssysteem waarin iemand die 32.000 km per jaar rijdt evenveel premie betaalt als iemand die 5.000 km rijdt. We moedigen mensen eigenlijk aan om meer te rijden. We voeren beleid dat wildgroei beloont. We voeren allerlei beleid. We moeten meer keuzes hebben in mobiliteit. We moeten zorgen dat de benzineprijs beter de echte kosten van olie weergeeft. We moeten de subsidies verleggen van de olie-industrie, minstens 10 miljard dollar per jaar, naar middelen die de middenklasse betere manieren geeft voor woon-werkverkeer. Dat betekent de aanschaf van een efficiëntere auto en ook de creatie van een markt voor nieuwe types auto’s en nieuwe brandstoffen op de weg, daar moeten we naar toe. We moeten dit alles verstandig aanpakken. Je kunt meer informatie vinden over dit beleid. Het heet STRONG, wat staat voor “Zeker vervoer dat geleidelijk de oliebehoefte vermindert”. Het idee is om niet hulpeloos te zijn; we moeten sterker zijn. Ze zijn te vinden op NewAmerica.net . Wat hieraan belangrijk is, is dat we proberen te bewegen van een gevoel van hulpeloosheid aan de pomp, naar activiteit en echt nadenken over wie we zijn. Dat speciale moment beleven waarop we de puntjes werkelijk met elkaar verbinden aan de pomp.
Nu zijn olie-accijnzen vermoedelijk de derde spoorstaaf van de Amerikaanse politiek — de zone met het vliegverbod. Ik ben het ermee eens dat een kwart dollar per liter olie misschien te veel is. Maar ik denk dat als we dit jaar beginnen met driekwart cent per liter op benzine, verhoogd naar anderhalve cent volgend jaar en 2¼ cent het jaar daarna, oplopend tot zeven cent in 2020, dat we ons benzineverbruik significant kunnen verminderen. Tegelijk geven we mensen de tijd om zich voor te bereiden, tijd om te reageren. We halen geld op en maken mensen tegelijkertijd bewust. Laat ik jullie een idee geven van hoe dit zou werken.
Een belasting voor een sterker Amerika — 8 cent per liter. Je bent dus niet meer hulpeloos aan de pomp. Ten tweede voorzien we waarschuwingsteken op de pomp, dat veel lijkt op wat je aantreft op een pakje sigaretten. Daarop staat: “De Nationale Academie van Wetenschappen schat dat elke liter benzine, die je in je auto verbrandt, zo’n 7 cent aan gezondheidskosten veroorzaakt.” Dat is veel. En dus — kun je zien dat je aanzienlijk minder betaalt dan de kosten van de gezondheidszorg aan belasting. De hoop is dan ook dat je je verbonden voelt met een veel groter systeem. Tegelijk heb je een nummer dat je kunt bellen voor meer informatie over woon-werkverkeer, of een lening met lage rente op een ander type auto, of wat je dan ook nodig hebt om je afhankelijkheid van benzine te verminderen. Met dit geheel aan beleidsmaatregelen kunnen we onze benzineconsumptie — of onze olieconsumptie — werkelijk met 20 procent verminderen in 2020. Dus drie miljoen vaten per dag.
Maar om dit te kunnen doen, moeten we goed onthouden, dat we de mensen van de koolwaterstoffen zijn. We moeten blijven denken aan de moleculen en ons niet laten afleiden door theater, niet afgeleid raken door de cognitieve dissonantie van de groene mogelijkheden die er zijn. We moeten omlaag om het zanderige werk te doen om onze afhankelijkheid te verminderen van deze brandstof en deze moleculen.
Dank u.
Wat ik zeer opmerkelijk vond aan deze tekst is de parallel met mijn aflevering “Brief aan Herman Van Rompuy”. Hier in België stimuleren we groene keuzes door subsidies te geven. Dat is verkeerd. Het maakt een groot gat in de schatkist waardoor er nog meer belastingen op arbeid moeten geïnd worden. Zo’n model kan je niet volhouden omdat de economische activiteit verdwijnt zodat het geld dat je nodig hebt voor de groene maatregelen niet meer kan volhouden. In plaats daarvan moeten we progressief taksen beginnen heffen op fossiele brandstoffen en die meerinkomsten gebruiken voor twee zaken: Om effectieve milieumaatregelen te nemen zoals waterzuivering, bosbouw en zo. En ten tweede om de belastingen op arbeid te verminderen, zodat het aanwerven van werkkracht weer aantrekkelijker wordt.
Ik begrijp eigenlijk niet waarom de groene partijen niet met zo’n voorstellen afkomen.
En ja! Ik heb nog een verassing voor deze 100ste aflevering!
Nu heb je geen uitvlucht meer om niet te beginnen werken aan je gezondheid! Tot nu toe wou je er natuurlijk niet aan beginnen want die start to run programma’s met Evy Gruyaert zijn toch wel een beetje vervelend! En die tijd dat je verliest met het lopen kan je niet gebruiken om een interessant boek te lezen! Wel, ik heb de oplossing voor je probleem uitgewerkt.
Weet je nog dat ik je enkele weken geleden verteld heb dat ik het boek “over het ontstaan der soorten” van Charles Darwin voor Librivox had ingelezen? Wel ik heb er nu een start-to-run-programma van gemaakt. Hoe werkt het? Wel heel eenvoudig: Je abonneert je gratis via iTunes op “Lopen met Darwin” en je plaatst het allemaal op een mp3 speler. Dat moet wel lukken, anders was je nu niet naar deze podcast aan het luisteren. Dan trek je je loopschoenen aan en start met de eerste aflevering. Gedurende ongeveer een half uur, wat meer of minder, afhankelijk van de trainingsdag, geef ik je instructies. Wanneer je moet lopen en wanneer je mag wandelen. We beginnen heel rustig met stukjes van 1 tot 3 minuten lopen en bouwen zo geleidelijk op in 30 trainingen verspreid over 10 weken. Nu zal je je afvragen wat de zin daarvan is? Tenslotte is het toch wel aangenamer luisteren naar de stem van Evy Gruyaert dan naar mijn stem? Da’s waar, maar hier komt de clou: In plaats van muziek te horen tussen de instructies door, hoor je het boek “Over het ontstaan der soorten”! Tegen de laatste les heb je al 12 van de 14 hoofdstukken beluisterd. En het mooie is, als je niet meer kan volgen met het boek, dan weet je dat je te snel loopt. Dus, snel abonneren!
Het citaat van vandaag is weer van Thomas Huxley. Huxley zei:
Leer wat waar is om te kunnen doen wat juist is.
Tot de volgende keer.
Beste Jozef,
Lopen met Darwin klinkt briljant, heb ze meteen gedownload! Het plaatje erbij in iTunes is ook schitterend, mooi gephotoshopped :).
Enig idee of er nog andere goede boeken zijn die naar een dergelijk format zijn omgezet (engels mag ook) ?
Cheers,
Willem-Jan (een trouwe Hollandse luisteraar).
Willem-Jan,
Bedankt voor je opmerking!
Niet gePhotoshopped, maar wel ge-GIMPt. (dat is een open-source tegenganger van Photoshop)
Boeken omgezet in trainingsprogramma's om te lopen buiten deze ken ik niet. (misschien ben ik een trendsetter 🙂
Maar gewoon luisterboeken kan je er duizenden vinden. Op librivox vind je allemaal boeken die vrij van auteursrechten zijn. Dit is de nederlandstalige site waar je alle nederlandstalige luisterboeken vindt: http://librivox.nl/
via http://librivox.org/ kan je op zoek gaan in alle talen.
Librivox zijn per definitie boeken vrij van auteursrechten, en dus over het algemeen oude boeken. (waarvan het copyright verlopen is.)
Je kan er ook kopen. Ik heb dat al dikwijls gedaan. Er zijn veel uitgevers, ik ga hier geen reklame maken, maar als je “audioboek” of “luisterboek” of “audiobook” in google intypt, kom je ze zeker tegen.
Ik ga alleen reklame maken voor één prachtig commercieel luisterboek (omwille van de goede zaak), en dat is de lezing van Johan Braeckman: “Kritisch Denken”.
Ha Jozef, vanochtend vroeg de eerste sessie gedaan! Zal me proberen aan het schema te houden, dus vrijdag gaat de wekker ook weer vroeg :).
Luisterboeken zijn er inderdaag genoeg, maar Librivox kende ik nog niet, dus bedankt voor de tip! Ik zag allen niet zo snel nog andere 'skeptische' boeken (misschien wel op de engelse variant overigens). Heb je nog ideeen gehad om het voor andere boeken te doen?
Die lezen van Johan Braeckman ben ik al een paar keer hier en daar tegengekomen, misschien moet ik er toch maar eens een keer aan gaan beginnen!
Cheers,
WJ