‘Je begrijpt mijn religie gewoon niet’ is niet goed genoeg

Play

Maar al te vaak is geloof slechts selectief mysterieus. Als de vragen te moeilijk worden, kan een god verdwijnen in een wolk van onuitsprekelijkheid. Geloof is geen keuze

Transcript
Goeiedag, het is vandaag zondag 8 april 2012, ik ben Jozef Van Giel en dit is de 120ste aflevering van deze podcast. Deze aflevering kwam tot stand mede dankzij Rik Delaet. De muziek is van Niek Lucassen. Vandaag bespreken we

1. ‘Je begrijpt mijn religie gewoon niet’ is niet goed genoeg

http://www.guardian.co.uk/commentisfree/belief/2011/nov/07/understand-my-religion-faith

Maar al te vaak is geloof slechts selectief mysterieus. Als de vragen te moeilijk worden, kan een god verdwijnen in een wolk van onuitsprekelijkheid.
Julian Baggini, guardian.co.uk, maandag 07 november 2011 12.00 GMT

De aartsbisschop van Canterbury beschreef zijn geloof als een ‘stil wachten op de waarheid, alleen maar zitten en ademen in de aanwezigheid van het vraagteken’.

Terry Eagleton sneerde dat het lezen van wat Richard Dawkins over theologie te zeggen heeft, is als het luisteren naar iemand over biologie van wie de enige kennis van het onderwerp “Het Britse Vogelboek” is. Een grappige en memorabele bijdrage aan een debat dat zelden grappig en vaak de moete om te onthouden niet waard is. Of je nu al dan niet akkoord gaat met de beschuldiging, de klacht is er een waar we zeer vertrouwd mee zijn: twistende partijen in het debat over religie praten langs elkaar heen, omdat ze de posities waar ze zich tegen verzetten niet voldoende begrijpen.

Ik heb erg veel sympathie voor deze visie en deze kolom is grotendeels een poging om meer constructieve punten van betrokkenheid te vinden. Dat kan alleen als we de al te gemakkelijke vooroordelen over degenen met wie we het niet eens zijn, overboord werpen. Maar tegelijkertijd ben ik er me echter van bewust dat ‘je begrijpt het niet’ een kaart is die vaak veel te snel en zonder rechtvaardiging wordt gespeeld.

Het kan overduidelijk niet zo zijn dat de opvattingen van iemand die het meest in geloof is ondergedompeld of er het meest over weet, altijd die van een relatief ongeïnformeerde buitenstaander overtroeven. Mensen doordrongen van een geloof weten er meer over dan degenen die dat niet zijn – maar dit kwantitatieve voordeel is geen garantie voor betere kwalitatieve oordelen. Als dat wel zo was, dan zou volgens dezelfde logica het woord van de ernstige astroloog met 40 jaar ervaring de bovenhand halen op het duidelijke bewijs dat het allemaal flauwekul is. Inderdaad kan dat diep ondergedompeld zijn een duidelijk nadeel zijn, in de zin dat het in de weg zou staan van eenhelder, onpartijdig standpunt. Dus Dawkins en de zijnen hebben gelijk als ze zeggen dat ze niet verplicht zijn om experts in de theologie te zijn, om kritiek op religie te hebben.

Natuurlijk is er een niveau van onwetendheid dat een redelijke kritiek onmogelijk maakt. Maar waar dat het geval is, moet het altijd mogelijk zijn de elementaire fout die de criticus heeft gemaakt aan te duiden. Het is nooit redelijk om iemand af te schepen met het argument dat ze het niet begrijpen: het is altijd noodzakelijk om uit te leggen wat ze niet begrijpen. Maar ook – en hier zit hem de kneep – is het ook essentieel om het begrijpelijk te maken. Regel één van het intellectuele debat is dat alle partijen oprecht moeten proberen zowel om anderen te begrijpen en om zich verstaanbaar te maken.

Het is me echter duidelijk geworden dat veel mensen, vooral de religieuze, lijden aan een vorm van conceptuele claustrofobie. Hun opvattingen zijn in essentie nogal vaag en ze zijn doodsbang erop te worden vastgepind. Hoewel critici dit vaak aangrijpen om te beweren dat dit wijst op wollig denken, er onderuit proberen te komen of obscurantisme, denk ik dat er gevallen zijn wanneer een dergelijke weigering om ervoor uit te komen gerechtvaardigd is.

Ik herinner me bijvoorbeeld een gepassioneerde toespraak door de onlangs geheiligde Giles Fraser. Hij vertelde het verhaal uit Exodus waar Mozes de berg op gaat om God te ontmoeten en de Tien Geboden te krijgen. Fraser zei: “Hoe hoger hij de berg op gaat, hoe meer de mist opkomt. Hoe dichter hij bij God komt, hoe minder en minder hij in staat is om te zien.” Ondertussen zijn aan de voet van de Sinai de afgodische massa’s “bezig met het bouwen van een gouden kalf om van God een ding het maken”.

Je kan altijd denken dat de mist opkomt, terwijl in feite gewoon je bril beslaat. Maar ik ben niet alleen bereid om toe te gevendat een intelligent geloof een dik, vet mysterie in haar hart draagt, ik denk zelfs dat het dat moet hebben. Alleen de meest jonge goden zijn als super-mensen die we werkelijk kunnen begrijpen. Als er een God is, moet hij zeker alle verstand te boven gaan.

Maar het omarmen van dit mysterie heeft zijn prijs. Indien, zoals de aartsbisschop van Canterbury, je geloof een ‘stil wachten op de waarheid, alleen maar zitten en ademen in de aanwezigheid van het vraagteken’ is, denk dan heel zorgvuldig na voordat je je mond opendoet. Maar al te vaak vind ik dat het geloof slechts selectief mysterieus is. Gelovigen beheppen hun goden voortdurend met allerlei kwaliteiten en hebben een ellenlange lijst van leerstellingen. Het is pas wanneer de vragen moeilijk worden dat hun God plotseling verdwijnt in een wolk van mysterie. Onuitsprekelijkheid wordt een soort onzichtbaarheidsmantel, alleen gedragen als er behoefte is om uit wat filosofische impasse te geraken.

Volhouden dat sommige aspecten van de godsdienst onuitsprekelijk zijn, wil niet zeggen dat ze dat allemaal zijn. Sterker nog, het houdt in dat sommige inderdaad erg duidelijk zijn. Vraag Fraser bijvoorbeeld of hij denkt dat God een ding is en hij moet duidelijk en ondubbelzinnig ‘nee’ antwoorden. Ook moeten mensen in staat zijn om duidelijke antwoorden te geven op directe vragen als “was de opstanding van Christus een fysiek gebeuren, waardoor een er een leeg graf achterbleef?”, zelfs als dat antwoord “Ik weet het niet” is. Bijvoorbeeld beweren dat het naïef is om de evangeliën als letterlijke geschiedenis te lezen, is – of zou het moeten zijn – hetzelfde als beweren dat de gebeurtenissen die het beschrijft niet, of niet hoeven, letterlijk gebeurd te zijn.

Ik moet deze problemen nu duidelijk stellen, want in de komende weken, om wat knopen proberen te ontrafelen en wat echte discussie op gang te brengen, ga ik proberen om meer duidelijkheid te krijgen over wat de verschillende kampen in het religiedebat precies beweren. Ik verwacht allerlei bezwaren van het soort waar ik het over had: dat ik te veel vereenvoudig, dat ik probeer het onuitsprekelijke uit te spreken, dat ik alles te letterlijk opneem. Ik wil nu al duidelijk maken dat dit soort reacties niet zullen werken als verlaat-de-gevangenis-zonder-te-betalen-kaarten. Ze hebben behoefte aan rechtvaardiging.

We moeten ook rekening houden met het feit dat geloof in oneindig veel kleuren en variëteiten voorkomt. Geen twee mensen geloven precies hetzelfde en dat biedt een kans voor ontduiking: plausibele ontkenning dat je gelooft wat anderen aan je toe schrijven. We moeten accepteren dat, om vooruitgang te boeken, we soms moeten zeggen: “Dat is niet helemaal wat ik denk, maar het komt er dicht genoeg bij. Ga door.” Als minder dan perfect begrijpen telt als verkeerd begrijpen, dan is alles verkeerd begrepen.

Iedereen zegt voorstander te zijn van meer wederzijds begrip, maar het falen om dat te bereiken is niet alleen een gevolg van de mensen die de inspanning niet maken om te begrijpen. Vaak is het gewoon dat mensen weigeren om zich verstaanbaar te maken.

2. Ongeloof is geen keuze

http://www.psychologytoday.com/blog/our-humanity-naturally/201109/disbelief-is-not-choice
Natuur, cultuur en je overtuigingen over goden
Gepubliceerd op 12 september 2011 door Dave Niose in Our Humanity, Naturally

Wanneer de hedendaagse seculiere beweging met de homobeweging wordt vergeleken, worden soms bezwaren aangevoerd door mensen die tussen de twee een onderscheid maken op biologische gronden. In hun optiek is seksuele geaardheid geen keuze, terwijl een religieuze visie dat wel is.

Het meeste wetenschappelijke bewijsmateriaal pleit ervoor dat het eerste deel van dit argument juist is (dat wil zeggen, je seksuele geaardheid wordt bepaald door de biologie) maar het laatste deel is enigszins misleidend en verdient onderzoek. Immers, ook al kunnen we onze godsdienstige overtuiging kiezen, toch kan niemand uiteindelijk kiezen wat hij werkelijk gelooft of niet gelooft. Ik geloof niet in eenhoorns en ik kan niet anders, evenmin als dat ik ook niet kan geloven dat New York ten zuiden van Florida ligt zonder nieuwe bewijzen die mijn begrip van de geografie zouden veranderen.

Het verschil tussen seksuele oriëntatie en persoonlijke seculariteit is niet dat de een biologisch is en de andere een keuze, want beide hebben oorzakelijke factoren die kiezen onmogelijk maken. Het verschil is dat seksuele geaardheid volledig wordt bepaald door de biologie, terwijl religieus ongeloof een combinatie van biologie en milieu is.

Als Richard Dawkins, misschien wel ’s werelds bekendste atheïst, was geboren in de dertiende eeuw, zou de kans groot zijn geweest dat hij theïstisch was en in de een of andere god zou hebben geloofd. Maar, nu hij geboren is in de twintigste eeuw, met de ervaring die hij heeft opgedaan, kan je dan echt zeggen dat Dawkins ervoor kiest om een atheïst te zijn? Zijn status als ongelovige is een gevolg van zijn biologische opbouw (in het bijzonder dan zijn hersenfunctie), gecombineerd met de kennis die hij heeft opgedaan door ervaringen tijdens zijn leven. Het is niet echt een keuze.

Als er tegenwoordig meer sceptici ten opzichte van het religieuze zijn dan in de voorbije eeuwen, dat is dat vooral omdat de verzamelde kennis meer mensen in de richting van een dergelijke twijfel heeft gedreven. Zoals Dawkins het zelf heeft gezegd, zou het honderden jaren geleden moeilijker zijn geweest om een atheïst te zijn, toen zo vele mysteries van het universum nog niet waren opgelost. Hoewel de scepsis altijd al heeft bestaan (de geschiedenis van de religieuze scepsis is heerlijk beschreven door Jennifer Michael Hecht in ‘Doubt: A History’), hebben de wetenschappelijke ontdekkingen van de afgelopen paar honderd jaar zoveel gaten in onze kennis opgevuld dat het idee van een Grote Ontwerper met een speciale affectie voor de mens voor velen onwaarschijnlijker lijkt dan ooit tevoren.

Maar dit betekent niet dat de huidige religieuze sceptici ervoor kiezen om niet te geloven. In plaats daarvan kunnen we zien dat persoonlijke seculariteit in de eerste plaats het resultaat is van de hersenfunctie, gecombineerd met toegang tot kennis, informatie en een sociale omgeving die ongeloof toelaat. Gegeven de juiste omstandigheden is het resultaat iemand die geen bovennatuurlijke verklaringen aanvaardt.

Interessant is dat we kunnen zien dat in vele opzichten gelovigen ook niet echt kiezen, maar als we theïstische overtuigingen beschouwen zien we verschillende oorzakelijke omgevingsfactoren aan het werk. Indoctrinatie tijdens de vroege jeugd door familie, bijvoorbeeld, is een belangrijke omgevingsfactor die zulke overtuigingen bij velen bevordert, net als de pro-religie conditionering die je krijgt van de gemeenschap en de bredere samenleving. Zelfs als de openlijke promotie van religiositeit door de maatschappij mild is (wat meestal niet het geval is in grote delen van Amerika), zullen heersende maatschappelijke opvattingen die open ongeloof afkeuren vaak een ernstige verkenning van seculariteit ontmoedigen.

Dus, hoewel de oorzaak altijd complex is en de details zullen verschillen van de ene persoon naar de volgende, vinden we in het algemeen twee interessante patronen met betrekking tot de vorming van religieus geloof en ongeloof. Dat wil zeggen, de grote milieufactor die ongeloof bevordert (en geloof ontmoedigt) lijkt wel verzamelde kennis te zijn, terwijl de belangrijkste milieufactor bij het bevorderen geloof (en het ontmoedigen van ongeloof) familie en sociale indoctrinatie lijkt te zijn.

Met dit inzicht kunnen we beter begrijpen hoe en waarom Religieus Rechts doet wat het doet. Ze willen de omgevingsfactoren zoveel mogelijk in hun voordeel doen overhellen. Dat betekent dat ze de toegang tot kennis die seculariteit stimuleert, moeten bemoeilijken (door het belemmeren van onderwijs in de evolutie, bijvoorbeeld), en familiale en sociale druk die religiositeit aanmoedigt, maximaliseren. Dit is de reden waarom Religieus Rechts zo assertief zijn in het bepleiten van religiositeit van de overheid en waarom ze ook het belachelijke idee dat de normen en waarden synoniem zijn met religie bevorderen.

Ze willen een sociale en politieke omgeving creëren waarin religie geacht wordt van essentieel belang te zijn voor moraal en patriottisme. Open persoonlijke seculariteit wordt dan als onaanvaardbaar gezien. Daarmee willen religieuze conservatieven de neiging naar een seculiere levensbeschouwing tegengaan. Dit is de reden waarom ze wetten steunen die niet zijn goedgekeurd door de Stichters van de Verenigde Staten, de Amerikanen stimuleren om te geloven dat zij op God moeten vertrouwen (volgens het nationale motto), dat de natie onder God is (in de Belofte van Trouw) en dat ze een jaarlijkse Nationale Dag van Gebed moeten hebben. Ze willen ons doen geloven dat Amerika een “Christelijke natie”is, omdat een dergelijke sociale en politieke omgeving persoonlijke seculariteit sterk ontmoedigt.

In een dergelijke sfeer waar de overheersende mening is dat Godsgeloof belangrijk is en waar het grote publiek kennis van wetenschap ontbreekt en kritisch denken niet werkelijk naar waarde wordt geschat, is het toch niet correct om te zeggen dat de meeste Amerikanen kiezen voor geloof. Integendeel, wat er werkelijk gebeurt, is dat de omgeving zelf de neiging heeft om individuen te produceren die geloven, terwijl ze tegelijkertijd barrières opwerpt tegen seculariteit.

Van de andere kant probeert de seculiere beweging de omgevingsfactoren ook in haar voordeel te laten overhellen, maar die inspanningen leiden niet tot de intellectuele oneerlijkheid van Religieus Rechts. Seculiere Amerikanen proberen om de toegang tot verzamelde kennis te vergroten, kritisch denken te stimuleren en een sociale omgeving te creëren die seculariteit niet veracht. Dit is nauwelijks duivels te noemen.

Dus, terwijl seksuele geaardheid geen kwestie is van keuze, moeten we ons realiseren dat iemands oprechte overtuigingen over godheden dat ook niet zijn. Men kan een echt geloof verbergen of verkeerd voorstellen, maar men kan die overtuigingen niet veranderen op commando. Toch moeten we ook erkennen dat de biologische aspecten van de seculariteit niet direct vergelijkbaar zijn met de biologische aard van de seksuele geaardheid. Overwegende dat een dertiende-eeuwse Dawkins waarschijnlijk een theïst zou zijn geweest, zal er geen twijfel over bestaan dat een dertiende-eeuwse Elton John nog steeds homo zou zijn geweest.

Tot slot, als het milieu de sleutel is tot de verspreiding van seculariteit en als de explosie van kennis in de afgelopen eeuwen het idee van ongeloof onontkoombaarder heeft gemaakt, dan lijkt het erop dat de lange-termijntrend in de richting van seculariteit, ook al gaat het traag, zich waarschijnlijk zal verderzetten . In feite is het opmerkelijk dat de seculariteit zo indrukwekkend verspreid is hoewel machtige krachten hebben geprobeerd om er het milieu ongunstig voor te maken.

3. Het citaat

Het citaat van vandaag komt van Frater Ravus, een bekende atheist.
Ravus zei:

Geloof geeft je geen antwoorden, het doet je alleen stoppen met vragen stellen.

Tot de volgende keer.

Wees de eerste om te reageren

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.