Waarom ik geen christen ben (1)

Play

NPG x84663; Bertrand Arthur William Russell, 3rd Earl Russell by BassanoDeze lezing werd door Russell gehouden op 6 maart 1927 voor de Zuid-Londense afdeling van de National Secular Society, in de Battersea Town Hall. De lezing werd nog hetzelfde jaar in de vorm van een pamflet uitgegeven, en kreeg hernieuwde bekendheid door de uitgave van Paul Edwards editie van Russells boek Waarom ik geen christen ben en andere essays. Hier is het tweede deel

Inleiding
Goeiedag, het is vandaag zondag 7 april 2013, ik ben Jozef Van Giel en dit is de 161ste aflevering van deze podcast.
Deze aflevering kwam tot stand mede dankzij Rik Delaet, de muziek is van Niek Lucassen en dankzij Emile Dingemans hebben we nu een aantrekkelijke website. Vandaag bespreken we: Waarom ik geen christen ben, door Bertrand Russell.Deze lezing werd door Russell gehouden op 6 maart 1927 voor de Zuid-Londense afdeling van de National Secular Society, in de Battersea Town Hall. De lezing werd nog hetzelfde jaar in de vorm van een pamflet uitgegeven, en kreeg hernieuwde bekendheid door de uitgave van Paul Edwards editie van Russells boek Waarom ik geen christen ben en andere essays.Het oorspronkelijke artikel is vertaald door Els Geuzebroek en staat op Atheisme.eu
Waarom ik geen christen ben
Zoals de voorzitter zei, het onderwerp waarover ik vanavond zal spreken is “Waarom ik geen christen ben.” Misschien zou het goed zijn om eerst vast te stellen wat we bedoelen met het woord christen. Het wordt vandaag de dag door veel mensen nogal losjes gebruikt.Sommigen bedoelen er niet meer mee dan iemand die probeert goed te leven. In die betekenis zou je volgens mij in alle sektes en credo’s christenen vinden. Maar ik denk niet dat dat de juiste betekenis van het woord is, alleen al omdat het zou inhouden dat iedereen die geen christen is – alle boeddhisten, confucianen, mohammedanen etc. – niet probeert goed te leven.

Ik bedoel met ‘christen’ niet iemand die volgens zijn eigen inzicht fatsoenlijk probeert te zijn. Ik denk dat je een zekere hoeveelheid bepaald geloof moet hebben voor je het recht hebt jezelf een christen te noemen. Het woord heeft niet meer zoveel inhoud als in de tijd van St. Augustinus en St. Thomas van Aquino. In die tijd begreep men precies wat iemand bedoelde als hij zei dat hij een christen was. Men accepteerde een hele verzameling credo’s die met grote precisie waren voorgeschreven, en elke lettergreep van deze credo’s werd geloofd met de volledige kracht van iemands overtuiging.

Wat is een christen?

Tegenwoordig is dat niet meer zo. We moeten wat vager zijn over wat christendom betekent. Ik denk echter dat er twee verschillende punten zijn die wezenlijk zijn voor iedereen die zichzelf een christen noemt. De eerste is van dogmatische aard – namelijk dat je in God en onsterfelijkheid moet geloven. Als je niet in die twee dingen gelooft, denk ik niet dat je jezelf met recht een christen kan noemen. Maar daarbij, zoals de naam impliceert, moet je ook op de een of andere manier in Christus geloven. De mohammedanen geloven bijvoorbeeld ook in God en onsterfelijkheid, maar toch zouden zij zichzelf geen christen noemen. Ik denk dat, als je al niet in de goddelijkheid van Christus gelooft, je op zijn minst moet geloven dat hij de beste en wijste van alle mensen was. Als je dat nog niet van Christus wil geloven, denk ik niet dat je het recht hebt jezelf een christen te noemen. Natuurlijk is er nog een andere betekenis, die je kan vinden in Whitakers Almanack en in aardrijkskundeboeken, waar de wereldbevolking wordt ingedeeld in christenen, mohammedanen, boeddhisten, fetisjisten enz. En in die betekenis zijn wij allemaal christenen. De aardrijkskundeboeken rekenen ons er allemaal bij, maar dat is puur in geografische zin, en ik denk dat we dat wel kunnen negeren.

Daarom stel ik dat als ik u vertel waarom ik geen christen ben ik twee dingen moet zeggen: ten eerste waarom ik niet geloof in God en in onsterfelijkheid; en ten tweede waarom ik niet denk dat Christus de beste en wijste van alle mensen was, hoewel ik hem veel morele goedheid toeken. Alleen dankzij de succesvolle pogingen van niet-gelovigen in het verleden kan ik een dergelijke elastische definitie van het christendom aanhouden. Zoals ik al zei, vroeger had het een veel wezenlijkere betekenis. Het hield bijvoorbeeld ook het geloof in de hel in. Geloof in het eeuwige hellevuur was tot voor kort een wezenlijk onderdeel van het christelijke geloof. In dit land is het zoals u weet niet langer een essentieel punt vanwege een beslissing van de Privy Council, een beslissing waarvan Aartsbisschop van Canterbury en de Aartsbisschop van York zich distantieerden. Maar in dit land is de godsdienst geregeld door de wet, en daarom kon de Privy Council de mening van de Excellenties negeren, en sindsdien was geloof in de hel niet langer nodig om een christen te zijn. Daarom zal ik er niet op sta dat een christen in de hel moet geloven.

Het bestaan van God

Om tot de vraag naar het bestaan van God te komen: dit is een grote en serieuze vraag, en als ik hier op een goede manier op in zou gaan, zou u hier moeten blijven zitten tot de komst van het Koninkrijk, dus u moet me excuseren als ik me slechts tot een samenvatting beperk. U weet natuurlijk dat de Katholieke Kerk het dogma heeft vastgelegd dat het bestaan van God kan worden bewezen met behulp van de ongeleide rede. Het is een wat merkwaardig dogma, maar het is een dogma. Het moest worden geïntroduceerd omdat op een gegeven moment vrijdenkers de gewoonte aannamen te zeggen dat er bepaalde argumenten bestonden die de zuivere rede zou kunnen aanwenden tegen het bestaan van God, hoewel ze natuurlijk dankzij hun geloof wisten dat God bestaat. De argumenten en de redeneringen werden breed uitgemeten, en de katholieke kerk voelde dat er een eind aan moest worden gemaakt. Daarom legden ze vast dat het bestaan van God bewezen kan worden met hulp van de ongeleide rede, en ze legden vast wat volgens hun argumenten waren om dit te bewijzen. Er zijn natuurlijk meer van dit soort bewijzen, maar ik kies er hier maar een paar uit.

Het argument van de eerste oorzaak

Het simpelste en makkelijkst te begrijpen argument is misschien wel dat van de Eerste Oorzaak. (Men beweert dat alles wat we in deze wereld waarnemen een oorzaak heeft, en als je ver genoeg teruggaat in de keten van oorzaken, moet je uitkomen bij een Eerste Oorzaak, en deze Eerste Oorzaak noemen we God).

Ik neem aan dat dit argument tegenwoordig niet veel indruk meer maakt, omdat om te beginnen oorzaak niet meer is wat het geweest is. De filosofen en wetenschappers hebben zich in het begrip ‘oorzaak’ verdiept, en het heeft niets meer van de levenskracht die het ooit had. Maar los daarvan zien we dat het argument dat er een Eerste Oorzaak was geen enkele geldigheid kan hebben. Toen ik nog jong was, en me serieus met deze dingen bezighield, accepteerde ik het argument van de Eerste Oorzaak, tot ik op een dag, toen ik 18 was, John Stuart Mills autobiografie las, en ik daarin deze zin vond: ‘Mijn vader leerde me dat de vraag: ‘Wie heeft mij gemaakt?” niet beantwoord kan worden, omdat het direct de volgende vraag opwerpt: “Wie maakte God?” Deze simpele zin liet me zien dat het argument van de Eerste Oorzaak een drogredenering is, en zo denk ik er nog steeds over. Als alles een eerste oorzaak moet hebben, kan dit net zo goed de wereld zélf zijn als God, zodat dit argument geen enkele deugdelijkheid heeft. Het komt overeen met een opvatting onder hindoes dat de wereld rustte op een olifant, en de olifant weer op een schildpad; en als iemand vroeg: ‘Hoe zit het dan met de schildpad?’, zei de hindoe: ‘Laten we maar van onderwerp veranderen’. Het argument is echt geen zier beter. Er is geen enkele reden waarom de wereld niet zou kunnen ontstaan zonder een oorzaak, noch is er aan de andere kant een reden waarom ze niet altijd zou hebben bestaan. Er is niet eens een reden om aan te nemen dat de wereld een begin zou moeten hebben. Het denkbeeld dat dingen een begin moeten hebben is te wijten aan de armoe van onze verbeelding. Misschien dat ik daarom geen tijd meer verspil aan het argument van de Eerste Oorzaak.

Het argument van de natuurwetten.

Vervolgens is er het zeer algemene bewijs van de natuurwetten. Dat was het favoriete argument gedurende de hele achttiende eeuw, vooral onder invloed van Sir Isaac Newton en zijn kosmogonie. Mensen zagen hoe de planeten rond de zon draaiden volgens de wet van de zwaartekracht, en ze dachten dat God de planeten had bevolen om op deze manier te bewegen, zichzelf zo het probleem besparend naar verdere verklaringen voor de wet van de zwaartekracht te zoeken.

Tegenwoordig wordt de zwaartekracht verklaard op de nogal ingewikkelde manier die Einstein heeft geïntroduceerd. Ik ben niet van plan hier een lezing over de zwaartekracht volgens Einstein te houden, omdat ook dat weer nogal wat tijd in beslag zou nemen. Maar in elk geval hebben we niet meer het soort natuurwet van het stelsel van Newton, waarin om een reden die niemand begreep de natuur zich overal gelijkvormig gedroeg. We beseffen nu dat veel dingen die we vroeger als natuurwet beschouwden eigenlijk menselijke conventies zijn. Je weet dat zelfs in de verst verwijderde diepten van het heelal er nog steeds 100 centimeter passen in een meter. Dat is ongetwijfeld een opmerkelijk feit, maar het is nauwelijks een natuurwet te noemen. En veel dingen die we als natuurwet beschouwden waren van deze aard.

Aan de andere kant, als je zou proberen kennis te verkrijgen over de werking van een atoom, zul je merken dat deze zich veel minder dan mensen dachten onderwerpen aan de wet, en dat de wetten die ze wel volgen statistische gemiddelden zijn van het soort dat overeenkomt met wat de uitkomst volgens het toeval zou zijn. We kennen allemaal de wet die zegt dat als je dobbelstenen werpt de kans dat je een dubbele zes werpt maar één op de 36 keer voorkomt, en dat beschouwen we niet als bewijs dat het neerkomen van de dobbelstenen wordt gereguleerd volgens een ontwerp. Integendeel, we zouden pas denken dat we met een ontwerp te maken hebben als de dobbelsteen iedere keer dubbele zessen lieten zien.

De natuurwetten zijn voor een groot deel van deze aard. Het zijn statistische gemiddelden die volgen uit de regels van de kansberekening; en dat maakt het hele gedoe over natuurwetten een stuk minder indrukwekkend dan het vroeger was. Los van de huidige stand van de wetenschap, die morgen weer zou kunnen veranderen, is het hele idee dat natuurwetten impliceren dat er een ‘wetgever’ is ontstaan uit de verwarring tussen natuurwetten en menselijke wetten. Menselijke wetten dragen mensen een bepaald gedrag op, en je kan zelf beslissen of je die opvolgt of juist niet. Maar natuurwetten zijn uitsluitend een beschrijving van hoe de dingen zich in feite gedragen; en juist omdat ze alleen maar een beschrijving zijn van hoe de dingen zich gedragen kun je niet staande houden dat er iemand moet zijn die ze vertelde dat ze dat moeten doen, omdat, zelfs als je zou aannemen dat er zo iemand was, je dan de vraag zou moeten stellen: ‘Waarom vaardigde God déze natuurwetten uit, en geen andere?’

Als je zegt dat hij het alleen maar voor de lol deed, of zonder reden, moet je inzien dat er iets is dat niet is onderworpen aan een wet, en dus is de keten van natuurwetten verstoord. Als je net als de orthodoxe theologen zegt dat er voor alle wetten die God gaf een reden was om aan deze wet de voorkeur te geven boven anderen wetten – de reden is natuurlijk het scheppen van het beste universum, hoewel je niet op het idee zou komen dit te onderzoeken – als er een reden was voor de wetten die God gaf, dan zou God zelf aan die wet onderworpen zijn, en daarom heb je er niets aan om God te introduceren als tussenpersoon. In werkelijkheid is er een wet buiten en voorafgaand aan de goddelijke voorschriften, en God dient je doel niet, omdat hij niet de ultieme wetgever is. Samengevat, het hele argument over natuurwetten heeft niet langer de kracht die het vroeger had.

Ik ga verder in de tijd in mijn bespreking van de argumenten. De argumenten die worden gebruikt voor het bestaan van God veranderen van karakter terwijl de tijd voortschrijdt. Eerst waren het harde, intellectuele argumenten, die bepaalde tamelijk definitieve drogredenen belichaamden. Naarmate we dichter deze moderne tijd naderen zijn ze in intellectueel opzicht minder respectabel en steeds meer beïnvloed door een soort morele vaagheid.

Het argument van het ontwerp

De volgende stap in het proces brengt ons het argument van het ontwerp. Iedereen kent het argument van het ontwerp: alles in de wereld is gemaakt opdat wij erin kunnen leven, en als de wereld ook maar een beetje anders was, zou dat niet meer kunnen. Dat is het argument van het ontwerp. Het neemt soms een nogal merkwaardige vorm aan: er wordt bijvoorbeeld geargumenteerd dat konijnen witte staarten hebben zodat je makkelijker raak schiet. Ik heb geen idee hoe konijnen denken over deze toepassing. Het is een gemakkelijk argument om te parodiëren. Iedereen kent de opmerking van Voltaire dat de neus duidelijk was ontworpen om de bril te kunnen dragen. Dit soort parodie bleek nog niet eens zover van de werkelijkheid af te zitten als men in de achttiende eeuw zou denken, omdat we sinds de tijd van Darwin veel beter begrijpen waarom levende wezens zijn aangepast aan hun omgeving. Dit is niet omdat de omgeving geschikt voor hen werd gemaakt, maar omdat zij zich zodanig ontwikkelden dat ze er geschikt voor werden, en dat is de basis van adaptatie. Dat heeft niks te maken met een bewijs voor ontwerp.

Als je beter kijkt naar dit argument van het ontwerp is het verbazend dat mensen kunnen geloven dat deze wereld, met alles wat erin is, met al zijn fouten, de best mogelijke is die de almachtige en alwetende in miljoenen jaren tijd heeft kunnen ontwerpen. Ik kan het echt niet geloven. Denk jij dat je, als je almacht en alwetendheid zou krijgen en miljoenen jaren om de wereld te perfectioneren, niets beters kon produceren dan de Ku Klux Klan of de fascisten? Bovendien, als je de gewone wetten van de wetenschap accepteert, moet je veronderstellen dat het leven van mensen en het leven in het algemeen op deze planeet in de loop van de tijd zal uitsterven; het leven is een fase in het verval van het zonnestelsel; in een bepaalde fase van verval ontstaan het soort condities van temperatuur etc. die geschikt zijn voor protoplasma, en gedurende een korte tijd in het bestaan van het zonnestelsel komt er leven in dit stelsel voor. Je kan aan de maan zien wat er van de aarde zal worden – iets doods, koud en levenloos.

Ik heb gehoord dat zo’n soort kijk op het leven deprimerend is, en soms zegt men dat als ze dit zouden geloven ze niet verder zouden kunnen leven. Geloof er maar niks van; het is allemaal nonsens. Niemand maakt zich echt zorgen over veel van wat er over miljoenen jaren staat te gebeuren. Zelfs als ze denken dat ze zich hierover zorgen maken, houden ze zichzelf voor de gek. Ze maken zich zorgen over iets veel wereldlijkers, of misschien hebben ze alleen maar last van hun spijsvertering; maar niemand is echt ongelukkig onder de gedachte wat er over miljoenen en miljoenen jaren zal gaan gebeuren. Daarom is – hoewel het idee dat het leven gedoemd is uit te sterven natuurlijk een sombere visie is, althans ik denk dat we dat wel kunnen zeggen, hoewel ik als ik nadenk over wat mensen met hun levens doen het bijna als een troost beschouw – het niet zo erg dat je leven er ellendig van wordt. Hooguit vestigt het je aandacht op andere dingen.

Morele bewijzen voor God.

Nu bereiken we een volgende fase van wat ik de intellectuele afdaling zal noemen die theïsten in hun bewijsvoering hebben gemaakt, en we belanden bij wat wordt genoemd de morele argumenten voor het bestaan van God. Iedereen weet natuurlijk dat er vroeger drie intellectuele argumenten bestonden voor het bestaan van God, die alle zijn weerlegd door Immanuel Kant in zijn Kritiek van de zuivere rede; maar zo gauw hij deze argumenten had weerlegd bedacht hij een nieuwe, een moreel argument, en dat overtuigde hem. Hij was zoals zoveel mensen: wat intellectuele zaken betreft was hij een scepticus, maar over morele zaken geloofde hij impliciet in de regels die hem als kind waren ingegeven. Dat illustreert wat de psychoanalytici zo benadrukken: de immens sterkere nadruk die onze vroegste associaties op ons hebben gemaakt boven die uit ons latere leven.

Kant, zoals ik al zei, bedacht een nieuw, moreel argument voor het bestaan van God, dat in verschillende vormen heel populair was in de negentiende eeuw. Het komt voor in allerlei gedaantes. Men zegt bijvoorbeeld dat er geen onderscheid zou bestaan tussen goed en kwaad als er geen God is. Ik houd me er absoluut niet mee bezig of er een verschil is tussen goed en kwaad; dat is een andere vraag. Waar ik me mee bezig houd is: als je er zeker van bent dat er verschil is tussen goed en kwaad, ben je voor de volgende vraag geplaatst: is dat verschil er dankzij Gods goedkeuring of niet? Als dat niet zo is, is er voor God dus geen verschil tussen goed en kwaad, en is de uitspraak dat God goed is niet langer van betekenis. Als je net als de theologen zegt dat God goed is, moet je zeggen dat goed en kwaad een bepaalde betekenis hebben die onafhankelijk is van Gods goedkeuring, omdat Gods goedkeuringen goed zijn, en niet slecht, onafhankelijk van het feit dat hij ze heeft gemaakt.

Als je dat zegt, moet je vervolgens zeggen dat het niet alleen door God kwam dat er goed en kwaad op de wereld is, maar dat deze er logischerwijze in wezen al waren voor God er was. Je zou als je dat wilde natuurlijk kunnen zeggen dat er een superieure godheid bestond, die orders gaf aan de godheid die deze wereld schiep, of je zou kunnen zeggen wat sommige gnostici zeiden, iets waarvan ik vaak dacht dat het aannemelijk is, dat de wereld die wij kennen eigenlijk is gemaakt door de duivel op een moment dat God even niet oplette. Daar is veel voor te zeggen, en het niet mijn zaak om dit te weerleggen.

Het bewijs van de oplossing voor de onrechtvaardigheid

Vervolgens is er een andere, zeer merkwaardige vorm van het morele argument, namelijk dit: men zegt dat het bestaan van God nodig is om rechtvaardigheid in de wereld te brengen. In het deel van het universum dat wij kennen heerst groot onrecht, en vaak lijden de goeden, terwijl het de slechten voorspoedig gaat, en we weten eigenlijk niet wat ons meer ergert, maar om het universum als geheel rechtvaardig te laten zijn moet je er vanuit gaan dat er een toekomstig leven is, om de balans van het leven op aarde te herstellen. Dus zeggen ze dat er een God moet zijn, en een Hemel en een Hel, om ervoor te zorgen dat er uiteindelijk toch rechtvaardigheid heerst. Dat is een curieus argument. Als je deze zaak wetenschappelijk zou bekijken zou je zeggen: ‘Ik ken tenslotte alleen maar deze wereld. Ik ken de rest van het universum niet, maar voor zover je met behulp van mogelijkheden bewijs kan leveren, zou je waarschijnlijk zeggen dat deze wereld een redelijk voorbeeld verschaft, en als er hier onrecht is, is de kans groot dat er elders ook onrecht is.’ Stel dat je een kist sinaasappels krijgt, en je opent deze en ziet dat de hele bovenste laag sinaasappels bedorven was, dan zou je niet redeneren: ‘De onderste sinaasappels moeten dan wel goed zijn, om het evenwicht te herstellen’. Je zou zeggen: ‘Waarschijnlijk zijn ze allemaal slecht’, en dat is precies hoe een wetenschapper zou redeneren over het universum. Hij zou zeggen: ‘Hier in deze wereld vinden we veel onrecht; en voor zover ik zie is dat een reden om te veronderstellen dat het geen rechtvaardigheid is waardoor de wereld wordt beheerst; en daarom verschaft dit voor zover we weten een moreel argument tégen een godheid, en niet ervóór.’

Natuurlijk weet ik dat het soort argumenten waarover ik hier tot u sprak niet de meeste mensen gelovig maakt. Wat mensen werkelijk beweegt in God te geloven is helemaal geen intellectueel argument. De meeste mensen geloven in God omdat ze dit van jongs af aan hebben geleerd, en dat is de belangrijkste reden.

En ik denk dat de belangrijkste tweede reden het verlangen naar zekerheid is, een soort gevoel dat er een grote broer is die voor je zal zorgen. Dat speelt een grote rol in het beïnvloeden van het verlangen van mensen in God te geloven.

Hier is het tweede deel

Het citaat
Het citaat van vandaag is van Richard Dawkins. Dawkins zei:

Religies doen uitspraken over het universum – hetzelfde soort uitspraken die ook wetenschappers doen – behalve dat ze er meestal naast zitten

Tot de volgende keer.

Bronnen

Een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.